Gemeenten worden ook na 2013 fors ondersteund in hun milieubeleid
28-11-2012
In de commissie Leefmilieu van het Vlaams Parlement werd gisteren de studie over de effectiviteit van subsidies aan gemeenten en provincies voorgesteld. De lokale besturen ontvangen vanuit het beleidsdomein Leefmilieu en Natuur elk jaar voor 300 miljoen euro steun. Vlaams minister Joke Schauvliege houdt dit bedrag ook de komende jaren aan en wil de gemeenten stimuleren om met concrete projecten meer resultaten te boeken op het terrein.
De studie naar de impact van subsidies aan gemeenten en provincies werd uitgevoerd door Tritel in opdracht van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse Gemeenschap. Het doel was te komen tot voorstellen om de effectiviteit van de milieusubsidies aan lokale overheden te verbeteren, de subsidies te vereenvoudigen en beter op elkaar af te stemmen. Dit zijn enkele opvallende conclusies:
Ondersteuning van lokaal milieubeleid is effectief als het resultaatgericht is;
Subsidiëren van ambtenaren of instellingen heeft weinig of geen effect;
Wettelijke verplichtingen moeten niet ondersteund worden;
Subsidieer gericht naar prioritaire doelstellingen van het leefmilieu- en natuurbeleid;
Hou rekening met grote lokale verschillen.
Op basis van deze bevindingen besliste Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, Joke Schauvliege, om vanaf 2014, als de Samenwerkingsovereenkomst (gemeenten konden die vrijwillig afsluiten voor de periode 2008-2013) afloopt, de gemeenten en provincies op een andere manier verder te ondersteunen. Een deel van de huidige middelen van de Samenwerkingsovereenkomst (23,3 miljoen euro) zal aan gemeenten (9 miljoen) en provincies (1 miljoen) worden betaald op basis van ingediende projecten die resultaten moeten opleveren. De andere 13 miljoen gaat naar de lokale besturen voor de aanleg van rioleringen.
Milieudoelstellingen
Bij het uitwerken van projecten genieten de gemeenten een ruime vrijheid op voorwaarde dat de projecten kaderen in de gewestelijke én Europese milieudoelstellingen die om die reden ook bewust algemeen werden geformuleerd:
De lokale overheid verlaagt de broeikasgas/CO2-uitstoot op haar grondgebied;
De lokale overheid verbetert de lokale leefkwaliteit door de luchtverontreiniging en geluidshinder van verkeer te verminderen en door plaatselijke milieuhinder door geluid, geur, licht, stof, … te verminderen;
De lokale overheid herstelt en versterkt de biodiversiteit door mee invulling te geven aan de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen;
De lokale overheid stimuleert milieuverantwoorde consumptie en duurzaam materialengebruik en neemt hierbij een voorbeeldrol op;
De lokale overheid beheerst het risico op overstromingen en wateroverlast, dan wel waterschaarste en droogte;
De lokale overheid beperkt de bodemerosie en de erosiegevoeligheid.
Vlaams minister Schauvliege: “De studie toont aan dat de meeste vooruitgang voor het leefmilieu wordt geboekt wanneer gemeenten worden ondersteund om daadwerkelijk resultaten neer te zetten op het terrein, en niet om personeel te financieren. De gemeente beslist zelf welk concreet project zij indient dat kadert in de vastgestelde milieuprioriteiten. Een gemeente kan bijvoorbeeld ervoor kiezen om CO2-neutraal te worden en kan daarvoor financieel bijgestaan worden. Een andere gemeente kan de wateroverlast aanpakken en daarvoor een project indienen. Per gemeente wordt een projectenveloppe ter beschikking gesteld zodat duidelijk is op wat de gemeente kan rekenen.”
Eerder is al beslist dat gemeenten niet langer een apart milieubeleidsplan en milieujaarprogramma hoeven op te maken. Het milieubeleid hoort thuis in het algemeen beleidsplan van de gemeente. Dat vermindert de plan- en rapportagelasten voor de gemeenten inzake leefmilieu. Ook de opvolging van de projecten zal eenvoudig en resultaatgericht gebeuren. De nieuwe subsidieregeling zal nu samen met de VVSG en de VVP verder worden uitgewerkt.