Geen meester met de juiste master?
22-11-2012
Vooral in de derde graad van het secundair onderwijs, waar de vakinhouden het meest diepgaand en gespecialiseerd zijn, is het aantal leerkrachten met het meest passende diploma (het “vereiste” of VE bekwaamheidsbewijs) verhoudingsgewijs het laagst. Vooral als het gaat om vervangingsopdrachten doen de scholen vaak een beroep op leerkrachten met een andere specialiteit dan de vacature. Vaak gaat het om mensen met een “voldoend geacht” (VO) diploma voor de opdracht, maar geregeld worden ook mensen met een “ander” (AND) bevoegdheidsbewijs aangesteld. Een aanstelling met een “andere” bevoegdheid is hoe dan ook beperkt in de tijd, en de betrokken leraars kunnen nooit een vaste benoeming verwerven in hun opdracht.Toch zijn op dit ogenblik meer dan 12% van de leraars in de derde graad van het beroepsonderwijs aangesteld met zo’n “ander” diploma.
Een mogelijke verklaring zou zijn dat de school ervoor kiest om kortere vervangingen te laten invullen door mensen die al op school werken, door overuren of door deeltijdse leraars een bijkomende opdracht toe te vertrouwen, maar die verklaring klopt volgens De Meyer niet: uit het arbeidsmarktrapport 2011 over het onderwijs blijkt immers dat slechts voor 19% van de interims uit het secundair onderwijs ingevuld wordt door het aanvullen van deeltijdse opdrachten.
Het arbeidsmarktrapport geeft voor de volgende vier jaar een arbeidsmarktreserve aan van 2456 leerkrachten secundair onderwijs. Het lijkt er dus op dat het lerarentekort voorlopig enkel in de basisscholen bestaat, maar dat klopt niet. Het aandeel leraren met een “vereist” diploma daalt immers al tien jaar. Het is moeilijk masters met het juiste diploma te vinden voor de taken waar we ze meest nodig hebben, besluit De Meyer, en zorgen dat ze de school niet verlaten na een zwerftocht van korte interimbetrekkingen wordt ook een probleem. Het is dus dringend nodig om hier iets aan te doen, en binnen het loopbaandebat dat nu van start gaat moet het een belangrijk thema worden.