Controles schijnzelfstandigheid verlopen zeer moeizaam
19-02-2015
Regering plant evaluatie van de wet
De sociale inspectiediensten geven aan dat de controles op de wet tegen schijnzelfstandigheid zeer moeilijk verlopen. Dit blijkt uit een parlementaire vraag van CD&V-Kamerlid Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale fraude. Het verhoren van de werknemers met een schijnstatuut in de bouwsector duurt erg lang. Vaak moet er ook een beroep gedaan worden op tolken.
Met de wet van 25 augustus 2012 verhoogde de vorige regering de strijd tegen schijnzelfstandigheid. Deze wet viseerde bepaalde fraudegevoelige sectoren, zoals de bouwsector, en voerde een weerlegbaar vermoeden van een arbeidsovereenkomst in op basis van negen welomschreven sociaal-economische criteria. ‘Zo hebben we de slagkracht van de inspectiediensten gevoelig versterkt. Er is immers een wettelijk vermoeden van arbeidsovereenkomst indien meer dan de helft van de voorziene criteria vervuld zijn. Indien niet, is er een vermoeden van zelfstandige samenwerking’, zegt Nahima Lanjri, lid van de commissie Sociale Zaken.
Lanjri peilde dan ook naar het aantal gevallen van schijnzelfstandigheid en welke bedragen via deze controles gerecupereerd konden worden. De staatssecretaris deelde haar mee dat de bevoegde inspectiediensten in de periode van juli 2013 tot november 2014 in de bouwsector 155 gevallen van schijnzelfstandigheid hebben kunnen vaststellen ten belope van een bedrag van meer dan 5,5 miljoen euro (5.571.800 euro om precies te zijn) aan sociale bijdragen.
‘Door schijnzelfstandigen in te zetten, schaden we de fundamenten waarop ons sociale zekerheidssysteem is gebouwd: solidariteit. Werkgevers die schijnzelfstandigen inzetten, betalen immers minder patronale lasten. Daarnaast verliezen werknemers die opereren als schijnzelfstandige bepaalde rechten, zoals vooropzeg, opzeggingsvergoedingen of gewaarborgd loon’, zegt Lanrji.
In het regeerakkoord staat enkel dat ‘de strijd tegen schijnzelfstandigheid zal verdergezet en zo nodig versterkt worden.’ Volgens de staatssecretaris zijn er wel elementen die de huidige wettelijke bepalingen onduidelijk maken en die bovendien moeilijk toepasbaar zijn op het terrein. Hij plant dan ook een evaluatie van de wet, samen met zijn collega van Middenstand.
‘Aan de hand van een evaluatie van de wet kan de staatssecretaris nieuwe initiatieven ondernemen. Indien nodig, zal hij in CD&V een bondgenoot vinden’, besluit Lanjri.