Coherentie & samenwerking maakt milieuhandhaving slagkrachtiger
20-07-2012
Op voorstel van Vlaams minister van Leefmilieu, Joke Schauvliege, stemde de Vlaamse Regering vandaag in met de conceptnota om het Vlaams milieuhandhavingsbeleid te versterken. De nota is een concreet antwoord op knelpunten in het milieuhandhavingsbeleid die de strategische adviesraden (Minaraad en SERV) en de Vlaamse Hoge Raad voor de Milieuhandhaving (VHRM) hadden opgeworpen.
Drie jaar na de inwerkingtreding van het Milieuhandhavingsdecreet heeft Vlaams minister Schauvliege het milieuhandhavingsbeleid grondig doorgelicht. Daarbij is rekening gehouden met de bevindingen van de handhavingsactoren op het terrein zowel op gemeentelijk als op gewestelijk niveau, en met de adviezen van de SERV, de Minaraad en de Vlaamse Hoge Raad voor de Milieuhandhaving, waarin de diverse relevante handhavers vertegenwoordigd zijn.
In de goedgekeurde conceptnota legt de minister de krachtlijnen van het toekomstig milieuhandhavingsbeleid vast en formuleert ze voorstellen om de versnippering en overlappingen in de handhaving te verminderen, de samenwerking op te voeren, het scala aan handhavingsinstrumenten efficiënter te maken en het lokaal toezicht en handhaving te optimaliseren. De komende maanden wordt dit alles in regelgevende teksten omgezet.
De Vlaamse Regering wil meer het accent leggen op programmatorische handhaving. Nu maakt de VHRM jaarlijks een milieuhandhavingsprogramma met een overzicht van alle handhavingsprogramma’s van alle handhavingsinstanties. In de plaats zou een vijfjaarlijks strategisch meerjarenprogramma komen. Dat moet meer zijn dan een loutere optelsom van handhavingsprogramma’s, zoals dat vandaag te veel het geval is. Het moet een beleidsdocument zijn met een coherente, duidelijke visie op handhaving die een hele legislatuur omspant. Door specifieke prioriteiten aan te wijzen kunnen personeel en middelen efficiënter worden ingezet. Die prioritering gebeurt op basis van een risico-analyse. Dat programma wordt jaarlijks geëvalueerd en, indien nodig, bijgestuurd.
Een tweede krachtlijn is een betere samenwerking tussen de diverse handhavers. Essentieel zijn informatie-uitwisseling en afstemming van de planning. Ook het afsluiten van protocols met klare afspraken over wié bevoegd is voor de vaststelling en de afhandeling van wélke overtredingen en hoé informatie moet worden uitgewisseld, wordt aangemoedigd. Dit moet overlappingen en versnippering in het toezicht en de handhaving vermijden.
Dit is niet enkel opportuun binnen het beleidsdomein Leefmilieu maar ook met handhavers van andere beleidsdomeinen. Het is daarom aangewezen de milieuhandhaving af te stemmen met andere regelgevende initiatieven, zoals de Omgevingsvergunning, die de milieu- en de stedenbouwkundige vergunning integreert. Het is in dit geval noodzakelijk dat de milieuhandhavers samen met hun collega’s inzake Ruimtelijke Ordening de integrale handhaving versterken.
Een derde pijler is de ontwikkeling van een doelgerichter handhavingsinstrumentarium. Zo heeft de Vlaamse Regering op 6 juli 2012 op voorstel van minister Schauvliege de verkorte boeteprocedure definitief goedgekeurd waardoor kleinere milieuovertredingen, zoals sluikstorten, afvalverbranding …, sneller kunnen worden bestraft. Hierdoor kunnen meer mensen en middelen worden vrijgemaakt voor milieumisdrijven die een zware impact hebben op het leefmilieu en de gezondheid.
De conceptnota schaaft ook aan de lokale milieuhandhaving. In uitvoering van het Witboek Interne Staatshervorming blijven de lokale toezichthouders instaan voor de reactieve controles en het eerstelijnstoezicht bij klachten ongeacht de klasse van de inrichting.
Omdat de lokale besturen dicht bij de burger staan en kort op de bal kunnen spelen, blijft de gemeente bevoegd voor de controle van klasse 3-inrichtingen en de handhaving van vrije velddelicten (bijv. het achterlaten van slachtafval). Voor klasse 1-inrichtingen kunnen lokale toezichthouders visuele vaststellingen doen maar kunnen zij bij moeilijke, complexe klachten een beroep doen op de gewestelijke toezichthouders. Wat klasse 2-inrichtingen betreft kan in geval het lokaal toezicht na een reactieve inspectie niet de gepaste maatregelen neemt, de Milieu-inspectie dit alsnog doen. Milieurelevante zaken die een planmatige aanpak vereisen, worden naar het gewest overgeheveld, dus ook de planmatige handhaving van klasse 2-inrichtingen.
De VHRM krijgt de opdracht om uit de studie over de organisatie van de lokale handhaving concrete aanbevelingen te doen. Bijzondere aandacht moet gaan naar intergemeentelijke samenwerking. Het Milieuhandhavingsdecreet geeft een gemeente nu al de mogelijkheid om een beroep te doen op toezichthouders die zijn aangesteld binnen een politiezone of een intergemeentelijke vereniging. Zulke samenwerking kan leiden tot kennisdeling, expertise-opbouw en meer ondersteuning van de gemeente, zowel technisch als juridisch.
Vlaams minister Joke Schauvliege: “De milieuwetgeving verandert snel omdat op steeds meer en diverse problemen adequaat moet worden gereageerd. Als overheid moeten we daar een coherente handhaving met heldere afspraken en meer en verregaande samenwerking tegenover zetten.”