Wij willen een ambitieuzer klimaatbeleid voor ons land. De klimaatcrisis is de grootste uitdaging voor de mens in deze tijd. Daar moet dan ook een gepast antwoord op komen. Business as usual is geen optie. Tegelijk is dit een opportuniteit voor onze economie, voor een gezonder leven en een properder wereld met meer kansen voor de biodiversiteit. We willen onze ambitie vertalen in haalbare doelstellingen en onderbouwen met concrete en realistische maatregelen. Enkel door klimaatbewustzijn mee te nemen in alle beleidsdomeinen en alle betrokken partijen te laten samenwerken, kunnen we slagen. Daarbij moet iedereen mee kunnen; ook in klimaatbeleid telt elke mens.
We gaan voor ambitieuze, maar haalbare klimaatdoelstellingen, onderbouwd met concrete maatregelen.
De Klimaatconferentie van Parijs blijft voor ons het uitgangspunt: de opwarming van de aarde ten opzichte van het pre-industriële tijdperk tot ruim onder 2°C beperken en streven naar een beperking van de stijging tot 1,5°C. Een klimaatneutrale Europese samenleving in 2050 is dan een noodzakelijke voorwaarde. Een scenario waarin dit doel wordt behaald op het geaggregeerde niveau van de EU levert significant lagere systeemkosten in vergelijking met het bereiken van klimaatneutraliteit op niveau van individuele lidstaten. De oplossingen moeten dus op Europese schaal worden gedefinieerd.
Ook de verhoogde Europese reductiedoelstelling van 55% tegen 2030 is een logische horde die moet genomen worden. De inspanningsverdeling over de lidstaten en sectoren heen moet op een kostenefficiënte manier gebeuren. Het huidige voorstel in het kader van het ‘Fit for 55’-pakket legt op dat vlak de lat voor België erg hoog en voor andere, Oost-Europese, lidstaten heel laag. We pleiten ervoor kostenefficiëntie en convergentie tussen lidstaten sterker mee in rekening te brengen. Er is bijvoorbeeld nog veel meer goedkope uitstootreductie te realiseren in Oost-Europese lidstaten. In Vlaanderen moeten we volop inzetten op die sectoren waar we sterk staan: onze (basis-)industrie, onze topuniversiteiten en onze klimaat-efficiënte landbouwsector.
Enkel door samenwerking, kunnen we de klimaatuitdaging de baas
Klimaatbeleid omhelst verscheidene beleidsdomeinen (energie, industrie, transport, gebouwen en landbouw) en wordt gevoerd op verschillen bestuursniveaus (mondiaal, Europees, Belgisch, Vlaams, provinciaal en lokaal). Samenwerken is dus niet alleen nuttig, meer nog, het is nodig om tot een effectieve en efficiënte aanpak te komen. Ook samenwerking met en tussen gezinnen, bedrijven, verenigingen en besturen is noodzakelijk. En uiteraard valt ook de bijdrage van de deskundigen niet te verwaarlozen. Bijgevolg is het belangrijk een politiek en maatschappelijk doeltreffend klimaatbeleid uit te tekenen, dat zo veel mogelijk personen en organisaties betrekt, maar zo weinig mogelijk tijdverlies of oponthoud oplevert. De parlementen hebben een cruciale rol om economische, maatschappelijke en wetenschappelijke actoren een forum te geven en zo het klimaatbeleid aan te sturen. Daarom willen de een Vlaamse klimaatcommissie in het leven roepen naar aanleiding van FitFor55, het meest ambitieuze wetgevende pakket dat ooit door de Europese Commissie is neergelegd. De interfederale klimaatcommissie moet een gezamenlijke parlementaire aanpak garanderen.
1. Naar analogie met het energiepact pleiten we voor een breed Belgisch Klimaatpact, waarbij gewerkt wordt met klimaattafels die het middenveld, onderzoeksinstellingen en de verschillende maatschappelijke sectoren betrekken. We kunnen hierbij lessen trekken uit het traject van de Nederlandse klimaattafels.
2. We willen een samenwerkingsakkoord voor het Klimaat tussen Vlaanderen, Wallonië, Brussel en de federale overheid. De opmaak van het samenwerkingsakkoord wordt verplicht en bevat een duidelijk uitgetekend traject richting een klimaatneutraal Europa in 2050.
3. Minstens 1% van het BBP moet gaan naar klimaatinvesteringen door de gezamenlijke overheden. Het betreft investeringen in onder meer openbaar vervoer, fietsinfrastructuur en energetische renovaties in (sociale) woningen en school- en welzijnsinfrastructuur.
We gaan voluit voor de elektrificatie van onze mobiliteit en zetten massaal in op de ‘modal shift’
Het gebruik van fossiele brandstoffen voor onze mobiliteit heeft een negatieve impact op de luchtkwaliteit, het klimaat en onze gezondheid. In 2018 bedroeg de uitstoot van het verkeer meer dan één derde van de totale Vlaamse broeikasgasemissie. We ondersteunen daarom de shift naar volledige elektrificatie van onze mobiliteit. Om gebruikers echte keuzevrijheid qua vervoerswijze te bieden maken we de alternatieven voor de wagen aantrekkelijker. We investeren volop in veilige fietsinfrastructuur en openbaar vervoer. Ook in de transportsector passen we het principe van ‘de vervuiler betaalt’ toe. Op die manier weerspiegelt de transportmodus met de laagste prijs, ook de maatschappelijk meest efficiënte en meest ecologische keuze.
4. Met ‘De Grote Versnelling’ willen we in samenwerking met de Vlaamse provincies, steden en gemeenten ten laatste tegen 2025 het aandeel van de fiets in de functionele verplaatsingen laten stijgen naar 20 procent. We verhogen de veiligheid en het comfort door te investeren in kwaliteitsvolle, veilige, goed verlichte en conflictvrije fietsinfrastructuur, zowel voor korte als voor lange verplaatsingen. Meer concreet denken we hierbij aan (interregionale) fietssnelwegen, fietsstraten in elke dorps- en stadskern, een versnelde realisatie van het Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk, volledig conflictvrije kruispunten en deelfietssystemen. We promoten verplaatsingen met de (elektrische) fiets als ideaal voor- en natransport voor het openbaar vervoer. We investeren in fietsparkings en in fietsenstallingen met toegangscontrole en elektrische oplaadpunten aan onze belangrijkste mobiliteitsknooppunten.
5. Vanaf 2029 moeten alle nieuw aangekochte personenwagens emissievrij zijn. Dat is perfect mogelijk, gezien elektrische auto's en bestelwagens al tegen 2025 goedkoper zullen zijn dan fossiele brandstofwagens, bekeken over de gehele levensduur. Vanaf 2026 zijn enkel koolstofemissievrije bedrijfswagens nog fiscaal aftrekbaar. Deze wagens zullen de jaren daarop de tweedehandsmarkt voeden en versneld vergroenen. Op die manier zal tegen 2030 meer dan een miljoen Vlamingen een elektrische wagen bezitten.
6. Om de opkomst van elektrische wagens te ondersteunen moeten er extra laadpalen komen. We willen 30.000 extra (semi)publieke laadequivalenten tegen 2025. Tegen 2030 willen we evolueren naar 1 (semi)publiek laadpunt per 10 elektrische voertuigen, of zo’n 100.000 laadpunten in Vlaanderen. In centra moeten er binnen een straal van één kilometer meerdere publieke laadpalen te vinden zijn en langs autosnelwegen bouwen we een lint van (ultra)snelladers. Nieuwe ontwikkelingen (wonen of bedrijven) en mobipunten worden voorzien van voldoende laadinfrastructuur. Meer laadpalen vragen onvermijdelijk om een verzwaring van het elektriciteitsnet. Onze distributienetten moeten dus zo snel mogelijk klaargemaakt worden om een volledige geëlektrificeerd wagenpark van stroom te kunnen voorzien.
7. We starten volgende legislatuur met de voorbereiding van de invoering van een systeem van slim rekeningrijden tegen ten laatste 2029. Het tarief houdt rekening met het moment waarop je de wagen gebruikt, de plaats, de milieu-impact, en ook de aanwezigheid van alternatieven. Is voor een bepaalde verplaatsing het gebruik van de eigen personenwagen bij gebrek aan nabijgelegen alternatieven (openbaar vervoer, fiets, deelwagensystemen,…) de enige oplossing, betaalt men een veel lager tarief. Op die manier stijgt de totale factuur van verkeersbelastingen voor personen die wonen in minder goed omsloten regio’s niet. De bedoeling is de mobiliteit te sturen: winst voor de mensen, voor de economie en het milieu. We pleiten eveneens voor een zo spoedig mogelijke uitbreiding van de bestaande kilometerheffing voor vrachtwagens naar bestelwagens.
We gaan voor een renovatiegolf gekoppeld aan maximale toegang tot goedkope (overheids)financiering
Gebouwen zijn – na mobiliteit - de grootste bron van broeikasgassen. Het potentieel om deze uitstoot sterk terug te dringen is groot. In 2050 moeten alle Vlaamse woningen het energielabel A hebben of een E-peil van 60. Die uitdaging is gigantisch: we moeten daartoe 80 à 100.000 woningen per jaar grondig renoveren of vervangen door nieuwbouw en zo de renovatiegraad verdrievoudigen tot 3%. Een krachtdadig beleid is nodig, met nog meer afstemming tussen het energie- en het woonbeleid. We willen de noodzakelijke investeringen in energiebesparing en een energiezuinige woning voor elke Vlaming effectief haalbaar en betaalbaar maken. De energietransitie moet voor ons bovenal sociaal duurzaam zijn. We besteden daarom prioritair aandacht aan ontzorging en trajectbegeleiding. Dat vergt maatwerk en een lokale aanpak.
8. We introduceren een renovatieverplichting bij eigendomsoverdracht , waarbij een minimaal energielabel wordt opgelegd afhankelijk van de gebouwtypologie. Dit zal de prijzen van niet-energiezuinige woningen drukken en tegelijk energiezuinige (huur)woningen toegankelijk maken voor meer mensen. De focus op eigendomsoverdracht is logisch: de periode direct na de aankoop is voor de meeste eigenaars hét moment om te verbouwen. Energetische ingrepen die men dan doet, leveren de rest van het eigenaarschap voordeel op. Het lagere energieverbruik in energiezuinige woningen zal de gezinnen weerbaarder maken bij stijgende energieprijzen: een dubbele winst voor klimaat en portemonnee. Aan deze plicht wordt een uitgebreide steun gekoppeld.
9. Het is logisch dat een renovatieplicht gepaard gaat met stevige financiële ondersteuning vanuit de overheid. We pleiten voor ruime renteloze renovatieleningen, op lange termijn en voor iedereen, gekoppeld aan verregaande ontzorging. Renovatieleningen helpen de financieringsdrempel overwinnen en zorgen voor een blijvend lagere energiefactuur. De afbetaling gebeurt op lange termijn (bvb 30 jaar) met de opbrengst van de gerealiseerde energiebesparing. Bij eigendomsoverdracht kan de resterende schuld in één keer worden voldaan. We pleiten niet alleen voor langere aflossingsperiodes, maar ook voor het optrekken van het maximaal te ontlenen bedrag. Wie ingrijpend energetisch renoveert betaalt vanaf 1 januari 2022 nog maar 1 procent (voorheen 5 procent) registratiebelasting. De vermindering van de onroerende voorheffing voor energiezuinige gebouwen moet in de toekomst langer gelden dan de huidige 5 jaar, dat garandeert financiële ademruimte voor wie grondig renoveert.
10. We willen het verlaagde btw-tarief van 6% voor sloop en heropbouw structureel maken. Er zijn namelijk heel wat woningen waarbij het kostenefficiënter zou zijn om ze af te breken en te vervangen door een nieuwbouwwoningen, dan ze te renoveren. Het is dus niet logisch dat deze werken fiscaal zouden worden afgestraft ten opzichte van een renovatie. De Vlaamse Regering moet daarnaast de Vlaamse sloop- en heropbouwpremie behouden voor de doelgroep die geen recht heeft op het verlaagd tarief.
We bouwen stelselmatig onze hernieuwbare energieproductie uit, ook buiten onze landsgrenzen
We willen het potentieel voor wind- en zonne-energie in Vlaanderen zo goed mogelijk benutten. Dat zijn momenteel de minst dure hernieuwbare bronnen en hun kostprijs daalt nog. Studies tonen aan dat we tegen 2030 in België op een kostenefficiënte manier zouden kunnen evolueren tot 4,6 GW windenergie op land, 5,8 GW in de Noordzee, en 20,1 GW zonne-energie. Een 100% hernieuwbare binnenlandse energieproductie in 2050 zal echter moeilijk te bereiken zijn. We mogen onze ambities voor groene stroom daarom niet beperken tot ons eigen grondgebied.
11. België moet een actieve rol op te nemen binnen de North Sea Energy Cooperation. Verder in de Noordzee is er nog meer wind, die voor nog constantere stroomvoorziening kan zorgen. Op grond van de regionale samenwerking tussen lidstaten en in lijn met de ambities binnen de Green Deal, moet de productie van offshore windenergie worden opgevoerd. Belgische bedrijven kunnen daar mee in de spits staan. Ook van buiten Europa kunnen we op termijn een trafiek opbouwen waarbij we vanuit Vlaanderen CO2 exporteren, deze met groene waterstof omzetten naar methanol en deze dan terug importeren.
12. Duurzame warmte- en koudevoorziening verdient veel meer aandacht dan in het verleden. Meer dan de helft van ons finale energieverbruik gaat naar verwarming en koeling, véél meer dan naar elektriciteit en transport. We moeten in Vlaanderen massaal overstappen op warmtepompen. Hiermee boeken we nog grote energie-efficiënte én klimaatwinsten. Voor slecht gerenoveerde woningen, kunnen hybride verwarmingsinstallaties (de combinatie van een warmtepomp en een kleine condensatieketel) een technisch, economisch en ecologisch interessante oplossing zijn. Tegelijk is er nog veel restwarmte die nuttig kan gebruikt worden. We willen dat Vlaanderen een regierol opneemt voor een planmatige uitrol van warmtenetten en lokale besturen ondersteunt in de opmaak van een warmteplan, dat aangeeft waar in de gemeente preferentieel verwarmd wordt met warmtenetten, warmtepompen of een andere oplossing.
13. De elektriciteitsfactuur als verkapte belastingbrief blijven gebruiken is niet langer houdbaar en is een rem op de verduurzaming. Op termijn moeten de heffingen op elektriciteit worden afgebouwd en eerlijker gespreid worden over de andere energiebronnen. We willen via een vorm van cliquetsysteem stelselmatig dalingen in de aardgas- en stookoliefactuur aanwenden om uiteindelijk een daling van de elektriciteitsfactuur te realiseren. Zo beogen we een daling van het gebruik van fossiele brandstoffen en een verschuiving naar (hernieuwbare) elektriciteit. Groene elektriciteit moet de goedkoopste en meest zekere energiebron worden.
We ondersteunen de ontwikkeling van een duurzame en diverse landbouw in Vlaanderen
De landbouwsector ondervindt als een van de eerste sectoren rechtstreeks de gevolgen van klimaatverandering, maar heeft ook een groot potentieel om de klimaatuitdaging aan te pakken. Gelet op de sterke intra-Europese verwevenheid van de agrovoedingssector, moeten de landbouwemissies voor ons, net als de emissies van de industrie, binnen een EU-context worden bekeken en op een kostenefficiënte manier gereduceerd worden. Het klimaat zou immers slechter af zijn moest een Vlaamse koe die een liter melk produceert met een uitstoot van minder dan 1 kilogram CO2, worden vervangen door een koe elders, die eenzelfde hoeveelheid melk produceert met 2,5 keer zoveel uitstoot. De grootte van de veestapel moet dan ook afhangen van de behoefte van de Europese markt. Daarbij willen we volop inzetten op de ontwikkelen van een gezond voedingspatroon; met een groter belang voor plantaardige voeding.
We blijven de ontwikkeling van een duurzame en diverse landbouw in Vlaanderen dus ondersteunen. Dat wil zeggen een landbouw met lage milieu-impact, ongeacht de grootte of het verdienmodel van het bedrijf: het streven naar duurzame technologische vooruitgang is voor ons complementair met de waardering voor de authentieke landbouwproductie. We waken er over dat veilig en duurzaam voedsel produceren op een economisch, ecologisch en sociaal duurzame manier kan gebeuren. Met de juiste technieken en aangepaste wetgeving kan de land- en tuinbouwsector de nutriëntencirkel weer te sluiten.
14. Om de methaan- en lachgasemissies te verminderen zetten we in op drie sporen: voedermanagement, bedrijfsmanagement en genetische selectie. We steunen wetenschappelijke innovatie waarbij onderzocht wordt hoe voeder efficiënter kan worden omgezet in eiwitten. Op termijn kunnen door genetische selectie en vaccinatie dieren worden gekweekt die meer eiwitten kunnen produceren met minder grondstoffen en (methaan)uitstoot.
15. We willen het voor (landbouw)bedrijven makkelijker maken om het grote potentieel aan zelf geproduceerde hernieuwbare energie in te zetten op een financieel, technisch en juridisch haalbare manier. De landbouwsector heeft immers heel wat troeven om decentrale hernieuwbare energie op te wekken: land- en tuinbouwbedrijven beschikken over ruimte, dakoppervlakte en produceren biomassa. Zo kunnen burgers met een beperkte dakoppervlakte of een ongeschikt dak bijvoorbeeld investeren in zonnepanelen op het dak van een land- of tuinbouwbedrijf en de geproduceerde elektriciteit zelf gebruiken of verkopen.
16. Met de Vlaamse Eiwitstrategie 2030 ondersteunen we de transitie naar een landbouwproductie met meer plantaardige en alternatieve eiwitbronnen. Daarmee volgen we de evolutie naar een meer plantaardig consumptiepatroon die nu al merkbaar is in Vlaanderen en de rest van Europa. We voorzien reconversiesteun voor bedrijven die willen evolueren naar een ander verdienmodel, waarbij klimaatrobuustheid centraal staat. De import van soja elders in de wereld moet afgebouwd worden, streefdatum is 2035.
17. We introduceren nieuwe verdienmodellen voor de maatschappelijke diensten die de landbouwsector ons levert. Zo willen we bijvoorbeeld maatregelen uitwerken die landbouwers ondersteunen om maximaal koolstof in de bodem op te slaan. In eerste instantie is er dan nood aan fijnmazig uitgebouwd koolstofmonitoringnetwerk. Vervolgens kan een verdienmodel worden geïntroduceerd waarmee landbouwers worden gestimuleerd om meer koolstof op hun land op te slaan, het zogenaamde ‘carbon farming’.
We maken onze bedrijven en (basis-)industrie 2050-proof
We geloven dat een sterke economie en ecologische duurzaamheid mits de juiste randvoorwaarden hand in hand kunnen gaan. Essentieel daarbij is dat de economie in dienst van de samenleving en haar burgers moet staan, in plaats van andersom. Een circulaire of zelfs regeneratieve economie voorziet voor iedereen een stevig sociaal fundament, maar overschrijdt de planetaire grenzen niet.
De Vlaamse (basis-)industrie behoort tot de wereldtop, maar zal inspanningen moeten blijven leveren om bij te dragen aan het traject naar een klimaatneutrale samenleving. Innovatie en ondernemerschap zijn de hefbomen voor duurzame oplossingen in deze transitie en ondersteunen de competitiviteit van onze economie. Wetenschappelijk onderzoek aan onze kennisinstellingen en universiteiten zorgt voor een brede basis die kan ingezet worden als duurzame innovatie in onze industrie.
18. We verhogen de klimaatimpact van de economische en ecologische steuninstrumenten in Vlaanderen, met inbegrip van de compensatie voor indirecte emissiekosten, en verscherpen de duurzaamheidsfocus in de strategie van de investeringsmaatschappijen en overheidsfondsen. Vlaamse economische overheidssteun moet steeds een emmissiereductie betrachten. Circulaire bedrijfsmodellen verdienen extra steun.
19. We blijven inzetten op de Vlaamse energiebeleidsovereenkomsten (EBO’s) en vullen deze aan met een broeikasgasreductiedoelstelling. Het instrument moet verbreed worden naar bedrijven met lager energieverbruik. We verscherpen de criteria om rendabele investeringen verplicht te implementeren.
20. We nemen samen met de industrie en kennisinstellingen de handschoen op om een industriële Klimaatsprong te maken. Daarnaast zullen we de komende jaren ook andere nodige stappen vooruit zetten inzake beleidskader, infrastructuur en logistiek, energiebesparing en alternatieve energievoorziening, biogebaseerde of circulaire grondstoffen, enz. De Vlaamse waterstofstrategie moet onze industrie op dat vlak koplopers maken in de wereld. Deze aanpak wordt decretaal verankerd waardoor de langetermijn-focus aangehouden wordt.
We gaan voor een propere omgeving, met nabije natuur en een economie zonder afval
Leven in een gezonde leefomgeving, met voldoende groene open ruimte, zonder storende milieueffecten als zwerfvuil, vervuilde beken, lawaai, hinderlijke rook, schadelijke chemische stoffen of fijn stof, bepaalt voor een groot deel onze levenskwaliteit. Een gezond leefmilieu draagt bij aan ons welzijn, maar ook aan de economie via de ecosysteemdiensten. Er zijn ook grenzen aan de ecologische draagkracht, zowel op het niveau van de planeet, als lokaal.
We gaan voor een alomvattende aanpak in lijn met de nieuwe Europese strategie voor een nulvervuiling van lucht, water en bodem binnen de Green Deal. We valoriseren gebruikte producten via zo kort mogelijke, gesloten kringen: we zetten in op onderhoud en herstelling, hergebruik via de tweedehandsmarkt, opknappen en herproduceren (‘remanufacturing’) van artikelen en recyclage.
21. We voeren een statiegeldsysteem in voor drankflessen en blikjes. Ondanks dat België al jaren koploper is qua inzameling en recyclage van verpakkingen en het vermijden van afvalstorting en -verbranding, is zwerfvuil namelijk nog altijd een hardnekkig probleem. Het kost de lokale besturen handenvol geld en leidt tot veel wrevel bij de mensen. Een propere omgeving zonder zwerfvuil is een absolute prioriteit. Daarnaast zetten we sterk in op handhaving om de pakkans voor zwerfvuil te verhogen en de overtreders te beboeten.
22. We ijveren voor meer aanwezigheid van parken en bomen in drukbevolkte gebieden, zoals dorps- en stadskernen. We stimuleren concepten als “pocket parks” en “tiny forests”. Ook groendaken moeten – zeker in een stedelijke context – nog sterker worden aangemoedigd. Niet enkel de absolute oppervlakte natuur en bos is van namelijk tel, maar ook de belevingswaarde en de toegevoegde maatschappelijke waarde die open ruimte levert. Denk maar aan sociale, gezondheids- en milieudiensten. Om iedereen te laten meegenieten moet er natuur in de nabijheid, die bereikbaar en toegankelijk is. De aanwezigheid van bomen en groen helpt om de temperaturen in de zomer lager te houden en voor afkoeling te zorgen. Tot slot kunnen kleine stukken natuur behoorlijk wat biodiversiteit bevatten.
23. We pleiten voor minstens 1000 bijkomende plaatsen in de sector van de sociale circulaire economie. Uit de statistieken van de Kringwinkels blijkt immers dat elke bijkomende tewerkstellingsplaats ongeveer 8 ton extra ingezamelde goederen oplevert. Elke ton nuttig hergebruikt materiaal vermijdt circa 1 ton CO2. Rekening houdend met wat er van het ingezamelde effectief hergebruikt wordt, spaart elke bijkomende plaats jaarlijks meer dan 7 ton CO2 uit. Bijkomende plaatsen creëren via sociale tewerkstelling levert dus meervoudige winst op: minder afval, minder CO2, meer duurzaam hergebruik en goedkopere spullen voor wie dit wil.