Brandweerhervorming moet naast professionalisering voldoende aandacht hebben voor vrijwilligers
07-08-2013
Na de vakantie wordt opnieuw onderhandeld met de steden en gemeenten, met vakbonden e.a. over de brandweerhervorming. De discussie rond het nieuwe statuut van het brandweerpersoneel ligt op tafel. Minister Milquet hoopt in de maand september tot een akkoord te komen.
Voor CD&V blijft in deze brandweerhervorming de appreciatie voor het werk van de vrijwilliger een belangrijk punt. De hervorming mag niet nog meer barrières gaan inbouwen voor de vrijwilliger. Als er tegenwoordig iets in de pers verschijnt rond de brandweerhervorming spreekt men meestal vanuit het standpunt van de beroepsbrandweerman, terwijl er in Vlaanderen én vooral in West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen heel veel vrijwillige brandweermannen actief zijn. Volksvertegenwoordiger Bercy Slegers wil dat er ook iets voor de vrijwilliger inzit!
Volgende cijfers kreeg Bercy Slegers via een schriftelijke vraag aan minister Milquet: in 2012 telden de 250 brandweerkorpsen 17.886 brandweerlieden. Het merendeel daarvan is actief als vrijwilliger, zo’n 70% of 12.203 personen zetten zich vrijwillig in voor de veiligheid van anderen. Vlaanderen telt in verhouding meer vrijwilligers: zo telt Vlaanderen per professionele brandweerman 3 vrijwilligers, terwijl dit in Wallonië 1 op 2 is.
Met de brandweerhervorming evolueert men van 250 gemeentelijke brandweerposten tot 32 hulpverleningszones. Door het aantal brandweerdiensten te groeperen in een zone met een netwerk van posten, beoogt men een grotere professionalisering van de brandweer, een efficiëntere inzet van middelen én een verhoging van de veiligheid voor de inwoners.
Door de schaalvergroting bestaat er echter de vrees op het terrein dat het aantal vrijwilligers zal dalen, ten voordele van de inzet van meer beroepsbrandweermannen. Naast de wenselijkheid moet dit natuurlijk ook nog betaalbaar blijven voor de steden en gemeenten: alles inzetten op beroepsbrandweermannen is financieel niet haalbaar, en het moet dus een én-én-verhaal blijven. Dus naast de discussies rond het statuut van de beroepsbrandweerman is ook de vraag hoe je de vrijwilligers verder zal kunnen blijven stimuleren om deze taak op zich te nemen.
“Volksvertegenwoordiger Bercy Slegers (CD&V) pleit ervoor dat het mogelijk blijft voor de vrijwilliger om zijn opleiding, zijn jaarlijkse oefenuren en de oproepen zelf te blijven combineren met zijn job én zijn gezin. Zo niet haken kandidaat-vrijwillige- brandweermannen af. Daarom moeten er ook in de brandweerhervormingen naast extra lasten ook stimuli ingebouwd worden voor de vrijwillige brandweermannen.”
Opnieuw voorziet de minister een forse stijging van het aantal uren opleiding dat brandweermannen moeten volgen, namelijk van 130 uren naar meer dan 200 uren. Goed opgeleide brandweermannen zijn noodzakelijk maar anderzijds moet het voor een vrijwilliger nog haalbaar zijn om de opleidingen te volgen in combinatie met zijn gezin én zijn eigen job. De minister beloofde in een antwoord op een mondelinge vraag (nr. 19271) net voor het reces nog dat ze zal onderzoeken of de nieuwe opleidingen geen te zware bijkomende belasting zal vormen voor de vrijwilligers maar het is nu al duidelijk dat dit een extra belasting betekent voor het statuut van de vrijwilliger.
Daarnaast is er nog de regeling van de arbeidstijd. Ook hier moet een goed evenwicht gevonden worden, want het werkt demotiverend wanneer een vrijwillige brandweerman na zijn dagtaak, oefenuren én opleidingsuren opgeroepen wordt maar niet mee kan omdat er een strikte arbeidstijdregeling is. Ook hier moet er een billijke oplossing gevonden worden die de vrijwilliger niet demotiveren maar wel motiveren.