Ambitie voor competitiviteit
17-04-2015
Meer jobs? Enkel de private sector kan de toegevoegde waarde, groei en jobs scheppen die niet wegen op het overheidsbeslag. Laat ons, overheid en sociale partners, gezamenlijk de schouders zetten onder meer competitiviteit en ruimte voor groei van die private sector.
Uit het jongste rapport van de Nationale Bank van België blijkt dat de sinds 2000 opgetekende nettocreatie van banen in ons land grotendeels buiten de marktsector tot stand is gekomen, en dus overwegend door de overheid werd gefinancierd. Het komt er nu op aan ook jobcreatie in en door de privésector te stimuleren.
De voorbije jaren en maanden werden belangrijke stappen gedaan en zijn de fundamenten gelegd voor structurele hervormingen: langere loopbanen, loonmatiging, de indexsprong, de herziening van de indexkorf en lastenverlagingen. De verschuiving van de lasten op arbeid naar consumptie, vermogen en ecofiscaliteit - diverse internationale instellingen vragen dat al jaren aan ons land - staat in de steigers. Die taxshift moet resulteren in jobcreatie en fiscale rechtvaardigheid.
Het federale regeerakkoord legde de basis voor een hervorming van de wet van 1996, die de Belgische loonkosten aanpast aan de verwachte loonevolutie in de buurlanden. Die wet kwam tot stand als een onderdeel van het Globaal Plan van premier Jean-Luc Dehaene, een pakket van maatregelen om het begrotingstekort terug te dringen en België in korte tijd de eurozone binnen te loodsen. Toen was er de unanieme wens om tot de eurozone te kunnen toetreden.
Vandaag voeren we een beleid voor meer jobs, degelijke pensioenen en een betaalbare gezondheidszorg. De herziening van de wet van 1996 moet helpen de loonhandicap verder terug te dringen. Er komt een efficiënter toezicht op cao's die een hogere loonevolutie toelaten dan de voorziene loonnorm, inclusief automatische correctiemechanismes. Samen met de eerder genoemde structurele maatregelen moet de loonhandicap tegen eind 2016 zo goed als weg zijn.
Is daarmee de kous af? Moeten we niet werken aan onze reële loonhandicap, waarbij niet enkel de na 1996 opgebouwde relatieve loonhandicap aangepakt wordt? Wat met het absolute verschil tussen de gemiddelde loonkosten per uur in België en die in de buurlanden? Afhankelijk van de sector kunnen de verschillen veel hoger oplopen dan de door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven berekende relatieve handicap van 2,9 procent.
Wat met ons prijsbeleid? De voedingsprijzen liggen tot 15 procent hoger dan in Nederland en hebben een direct effect op de loonvorming. Dat is nefast voor de competitiviteit van onze ondernemingen en voor de koopkracht van de burgers.
Wat met de hoge energiekosten in ons land? CD&V pleit al lang voor een energienorm naar het voorbeeld van de loonnorm. Dat werd ook opgenomen in het federale regeerakkoord.
Productiviteit
Tot slot moeten de sociale partners en de overheid de moed hebben om ook de productiviteit op de agenda te zetten. We hebben al lang niet meer de productiefste private sector in Europa en de wereld. De productiviteit is niet langer in verhouding tot de loonontwikkeling, zeggen de Nationale Bank, de Global Competitiveness Index en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. Als de toegevoegde waarde van werknemers met identieke loonkosten in België lager is, worden ze steeds minder interessant dan hun buitenlandse collega's: om hetzelfde product te maken heeft een buitenlandse werknemer dan minder tijd nodig dan een Belgische. Productiviteitsgroei is ook nodig voor investeringen, innovatie en competitiviteit en finaal dus voor jobcreatie.
Laten we moed tonen en naast een taxshift ook toekomstgerichte keuzes maken voor een competitiviteitsshift. Het uiteindelijke doel? Jobcreatie. Daar moet men de diverse regeringen op afrekenen. Want de jobs van vandaag garanderen onze sociale zekerheid van morgen.
Deze vrije tribune verscheen op 17 april in De Tijd.