Hoe ziet de toekomst van de fiets eruit? Hoe kan die de Koning van de weg worden? En wat moet je doen om een steengoede renner te worden? José De Cauwer, oudwielrenner, gewezen ploegleider en bondscoach, en nu aan de slag als co-commentator bij Sporza, vertelt er ons alles over. We ontmoetten hem in zijn commentaarcabine aan de aankomstlijn van de Scheldeprijs in Schoten.
& José, je bent zelf nog wielrenner geweest. Ben je van kleins af aan met wielrennen opgegroeid?
José: Ik heb eerst gevoetbald, maar ik was eigenlijk te goed voor voetbal (lacht). Nee, ik ben beginnen werken toen ik 14 jaar was. Ik volgde dan ook nog avondschool, en nam er ook zondagscholen bij. Daardoor kon ik op zondagmorgen niet meer voetballen, en ben ik op zaterdagnamiddag gaan koersen. Al was dat niet evident, want wielrennen werd van thuis uit niet echt gestimuleerd. Maar je bent jong, en je wil wat. Dus ga je ervoor. Mijn ouders zijn nadien wel mijn grootste supporters geworden.
& Na je wielercarrière ging je aan de slag als ploegleider en commentator. Hoe verliep dat?
José: Aan het einde van mijn carrière, tekende ik bij wielerploeg DAF Trucks een contract voor twee jaar. Voor ik dat contract tekende, was ik gestopt bij de ploeg Peugeot, tegen mijn zin. In mijn laatste jaar bij die ploeg mocht ik de Tour de France niet rijden en dat frustreerde mij. Ik wilde mijn carrière zo niet beëindigen. Mijn vrouw was in die periode ernstig ziek. Ik zat daar enorm mee in mijn hoofd, maar toch wilde ik nog eens alles proberen geven. Daarom dat ik er nog twee jaar bij deed bij DAF Trucks.
Toch was ik in het wielerpeloton toen ook al bezig met andere mensen, eigenlijk meer dan met mezelf. Ik was knecht en had in het peloton de naam van ne wakkere te zijn, bij de zaak te zijn. En toen kreeg ik de vraag van de toenmalige baas van DAF Trucks: ‘zou je geen ploegleider willen worden die twee jaar?’ Ik weet nog goed dat ik op dat moment op mijn oprit stond. Ik was aan het bouwen. Via mijn draagbare telefoon, met nog zo'n antenneke aan, zei ik onmiddellijk: ‘ik doe het!’
Aan alle jonge wielrenners: geef eens een periode alles voor het wielrennen. Je wordt er alleen maar beter en sterker door, ook voor andere doelen in je leven
.
& Hoe ben je dan co-commentator geworden?
José: Ik doe dit nu al ongeveer 22 jaar, en eigenlijk is het begonnen met Wouter Vandenhaute. Hij heeft mij het vak ingestampt met het programma ‘SuperSport’ op Canal Plus. Daarvoor werd ik, nog tijdens mijn wielercarrière, regelmatig door Jan Wauters na mijn wedstrijden in zijn commentaarcabine geroepen. Aanvankelijk enkel voor interviews, maar na verloop van tijd gaf ik bijvoorbeeld na mijn eigen tijdrit commentaar over al de renners die nog moesten binnenkomen.
& Zijn er soms momenten dat de verveling wel eens toeslaat tijdens het commentaar geven, bijvoorbeeld als er lange ritten gepland zijn?
José: Als het koers is, verveel ik mij nooit. Het straffe is: ik ben commentaar aan het geven, maar tegelijkertijd ben ik ook wielrenner, én ploegleider. Je neemt al die ervaringen mee. En ervaring is wel belangrijk als co-commentator, vooral als je de ‘dode momenten’ moet vullen. Stel je voor: twee man voorop, zeven minuten voorsprong en nog 100 kilometer te gaan. Begin dan maar alles vol te praten hé. Gelukkig heb ik dan een resem verhalen in mijn hoofd die ik kan vertellen. Verhalen die ik niet op papier zet. Michel Wuyts schrijft wel alles op papier op. Als hoofdcommentator behoort dat tot zijn voorbereiding. Wie heeft hier allemaal gewonnen? Wat is het verleden van deze koers? Mijn taak is meer de omkadering, het hele verhaal van de koers. Natuurlijk moet je allebei wel goed samenwerken. Je moet mekaar iets gunnen. Als dat niet lukt, sta je hier mekaars vliegen af te vangen. Dat blijft niet duren dan.
& Welk advies zou je jonge wielrenners willen meegeven?
José: Je moet eens een periode alles geven voor het wielrennen, bijvoorbeeld tijdens of na de studies. Eens testen hoever je kan komen. Kan mijn lichaam dat aan? Ben ik daarvoor gemaakt? Als je dan later stopt met wielrennen, word je er alleen maar beter en sterker van. Je hoeft achteraf dan niet teleurgesteld te zijn, want je weet dat je het geprobeerd hebt en alles gegeven hebt. Veel ex-wielrenners hebben dat teleurgesteld gevoel. Ze fietsen dan als niet-prof tal van wedstrijden, geven er veel geld aan uit, en verprutsen hun huishouden. Omdat de fiets belangrijker geworden is, omdat ze vroeger hun droom niet konden waarmaken. Omdat ze vroeger niet eens een periode echt alles gegeven hebben. Geef alles, en laat je omringen door mensen die het menen. Lukt het niet? Dan is dat ook geen schande hé. Dan word je er naar andere doelen in je leven alleen maar beter en sterker door.
& Als jij beleidsmaker zou zijn, hoe zou je de fiets dan tot koning van de weg bombarderen?
José: We zitten natuurlijk met de huidige infrastructuur. Daar kan je niet zoveel aan veranderen. Maar je zou die wel fietsvriendelijker kunnen maken. Door gewoon beslissingen te nemen. Beslissingen die niet door één iemand afgeremd kunnen worden. Dat gebeurt zo veel. Ze breken boerderijen af voor een autostrade, dan moet er toch een stuk tuin kunnen verdwijnen voor een fietsbaan? Moet daar een goede vergoeding tegenover staan? Natuurlijk. Als iets logisch is, en in het voordeel van iedereen, dan moet dat er gewoon komen. Wat er ook voor moet wijken.
“De fiets biedt een grote mogelijkheid. De ommezwaai naar een echte fietscultuur moet nu komen.”
Kijk maar naar Nederland en Denemarken. Er bollen in Kopenhagen meer fietsen dan auto’s. Er zijn ook meer fietsen dan er mensen wonen. Aan de stoplichten heb je eerst 50 meter ruimte voor de fietsers, fietspaden zijn daar twee meter breed, zowel links als rechts van de weg. Dat kunnen wij met onze infrastructuur niet. Maar we kunnen wel beginnen met onze fietspaden te verbeteren. Ik ben gisteren nog eens gaan fietsen, en onderweg gestopt op een terras om een koffie te drinken. Vijftig fietsen stonden daar, waarvan twintig elektrische. Die elektrische fietsen, dát heeft wat teweeggebracht, in de positieve zin. Het is ook geen schande meer om met een elektrische fiets te rijden. Mensen van 70 jaar willen gewoon samen met hun maten kunnen rijden. Met een gewone fiets zouden ze elkaar misschien niet kunnen volgen. Dat vind ik geweldig. En daar moeten we met z’n allen op inzetten. Net als de fietsvergoedingen. Fantastisch vind ik dat.
De fiets is eigenlijk een geweldig vervoermiddel, authentiek aan Vlaanderen. En bovendien gezond. Ik denk dat je voor 80% van de dagen in België met een fiets kan rijden. Daarmee krijg je nog 20% respijt voor de dagen dat je niet in de regen wil rijden (lacht). De fiets biedt in mijn ogen gewoon een hele grote mogelijkheid. De ommezwaai naar een echte fietscultuur moet nu komen.