Ad hoc-commissie moet toekomstige BAM-débacles vermijden
26-11-2009
Het getouwtrek rond de Oosterweelverbinding ligt nog vers in het geheugen. De Vlaamse regering buigt zich met het ministerieel comité Duurzame Antwerpse Mobiliteit (DAM) in 7 werkgroepen over de verdere aanpak van het dossier. Het Vlaams parlement wou echter niet afzijdig blijven. Daarom ijverde de CD&V-fractie voor de oprichting van een ac hoc-commissie. Die werd vandaag opgericht en moet de mogelijkheden voor de versnelling van maatschappelijk belangrijke investeringsprojecten onderzoeken.
“De algemene analyse luidt dat de huidige procedures het vrijwel onmogelijk maken dergelijke grote en kleinere projecten te vergunnen, laat staan realiseren binnen een redelijke termijn. We moeten dringend één en ander herdenken,” stelt CD&V-fractievoorzitter Ludwig Caluwé. Hij is één van de stuwende krachten achter de oprichting van de commissie.
Op 22 oktober 2009 stelde CD&V-volksvertegenwoordiger Dirk de Kort in de commissie openbare werken de vraag naar verbeterprocessen die betrekking hebben op de studiefase, de MER-procedure en het vaak ontbrekende maatschappelijke draagvlak bij investeringsprojecten. Hij lanceerde de idee voor een ad hoc-commissie terzake.
Minister Crevits onderschreef de Kort’s zorg en illustreerde de nood met een verwijzing naar de huidige regelgeving. Daarin zijn minstens vier openbare onderzoeken en minstens vier verplichte informatiemomenten voorzien. Na de organisatie hiervan kunnen nog bezwaarschriften worden ingediend. Daarop kan negatief advies volgen, waardoor de ganse lijdensweg moet worden overgedaan.
“Als zich vandaag een knelpunt voordoet, komen we vaak terecht in een procedure bij de Raad van State. Het duurt zeven à acht jaar vooraleer daar een uitspraak volgt. De lange procedure gecombineerd met deze periode van juridische onzekerheid is moordend voor een bouwproject,” aldus Dirk de Kort.
In Vlaanderen bedraagt de gemiddelde realisatietijd voor missing links intussen 10 tot 11 jaar. In Nederland was de gemiddelde doorlooptijd voor grote infrastructuurwerken 14 jaar. Dat bracht onze Noorderburen in 2008 tot de conclusie dat ‘de lange procedures en de besluiteloosheid leiden tot kwaliteitsverlies, zowel voor de economie als voor de leefomgeving.’1 In 2009 mondde deze vaststelling uit in de wet Versnelling Besluitvorming Wegprojecten.
De Vlaamse regering plant gelijkaardige wetgevende initiatieven om hieraan ook in Vlaanderen te verhelpen. Het Vlaams parlement liet evenwel duidelijk verstaan dat zij in dit debat van op de eerste lijn betrokken wil blijven.
“Vandaar de oprichting van deze commissie ad hoc,” vertelt Ludwig Caluwé, “daarin brengt het parlement aspecten van openbare werken, ruimtelijke ordening, leefmilieu en bestuurszaken samen om tot een coherente oplossingsstrategie te komen voor de snellere uitvoering van grote en kleinere infrastructuurwerken.”
De verwijzing naar grote en kleinere projecten is niet toevallig. Ook kleine infrastructuurwerken, zoals bijvoorbeeld de aanleg van fietspaden, worden vaak ernstig vertraagd. Het voorstel van decreet dat Johan Sauwens reeds in 2008 indiende ter vereenvoudiging van de verwerving van gronden door o.a. gemeentebesturen, ligt in die zin perfect in lijn met de logica die de oprichting van de commissie staaft.²
De commissie zal nagaan:
welke oorzaken ten grondslag liggen aan de vertraging van (grote) infrastructuurwerken;
hoe in andere lidstaten of regio’s van de Europese Unie wordt omgegaan met procedurevertragingen inzake (grote) infrastructuurwerken en hoe daar aan die vertragingen wordt verholpen;
op welke manier de besluitvorming in Vlaanderen over (grote) infrastructuurwerken (substantieel) kan worden versneld en welke concrete oplossingen daartoe kunnen bijdragen.
De bevindingen van de commissie worden tegen eind februari neergelegd. Dat is meteen ook de deadline die wordt gehanteerd voor de DAM-werkzaamheden. Het resultaat van de commissie kan dan meteen worden meegenomen bij het uittekenen van een nieuwe piste in het concrete dossier van de Scheldekruising.
“Voor alle duidelijkheid,” waarschuwt Ludwig Caluwé, “een vereenvoudiging van de procedures mag voor CD&V niet gepaard gaan met een beknotting van het recht op inspraak van betrokkenen. Dergelijke projecten grijpen sterk in op de leefomgeving van mensen. Hun stem moet in het debat ten volle tot uiting kunnen komen. Alleen moeten de procedures dermate worden opgezet dat desinformatiecampagnes geen kans krijgen om het NIMBY-effect3 te cultiveren.”