55% BKO’s willen buitenschools blijven!
19-07-2012
Dit najaar zal er gewerkt worden aan een nieuwe regelgeving voor de buitenschoolse kinderopvang (BKO). Om die besprekingen voor te bereiden, organiseerde Tom Dehaene een enquête bij alle initiatiefnemers van buitenschoolse kinderopvang in Vlaams-Brabant.
De belangrijkste conclusies zijn:
- Het half uur opvang voor en na de schoolbel dient in de school zelf te gebeuren,
- 52% wil meer betalen indien de kwaliteit stijgt en het inkomensgerelateerd wordt,
- Liefst in de scholen zelf BKO organiseren.
Er werd op de enquête gereageerd door 80 initiatiefnemers uit 54 verschillende Vlaams-Brabantse gemeenten. Meer dan 70% daarvan organiseert kinderopvang niet alleen vlak vóór en nà de schooluren, maar ook op woensdagen en tijdens de schoolvakanties.
Uit de bevraging blijkt dat bij 50% van de initiatiefnemers de meeste kinderen toekomen tussen 7u30 en 8u, en dat 69% van de initiatiefnemers vinden dat een BKO ten vroegste mag beginnen om 7u. Ook blijkt dat bij 42,50% van de initiatiefnemers, de meeste kinderen naar huis gaan tussen 16u en 17u. 70% van de initiatiefnemers vinden dat een BKO kan sluiten om 18u of 18u30.
Tom Dehaene : ‘Niet alleen de openingsuren zijn een cruciaal gegeven bij de organisatie van buitenschoolse kinderopvang, maar ook de prijs. De prijs wordt bewust laag gehouden. In meer dan 50% is dat lager dan 1 EUR per begonnen half uur. Toch blijkt ook dat 27,50% van de ouders bereid zouden zijn meer te betalen als de kwaliteit van de opvang toeneemt. Nog 35% wil meer betalen voor kwaliteitsvollere opvang als de prijszetting in verhouding tot het inkomen gebeurt.’
Kan kwaliteitsvolle buitenschoolse opvang in de school zelf gebeuren? 55% van de initiatiefnemers vind dat buitenschoolse opvang in infrastructuur moeten gebeuren buiten de school. Ongeveer 50% van hen vindt dat buitenschoolse kinderopvang meer moet zijn dan louter opvang. Ze verwachten een gevarieerd aanbod aan activiteiten.
Tom Dehaene: ‘Lokale besturen zijn duidelijk het best geplaatst om de diversiteit van vraag en aanbod op elkaar af te stemmen, al dan niet in samenwerking met andere initiatiefnemers, zoals IBO’s, leerkrachten of vrijwilligers. Men kan stellen dat opvang van korte duur in de school kan. Van zodra de opvang langer duurt dan 30 minuten zijn de vrijetijdsactiviteiten belangrijker. Bij buitenschoolse kinderopvang zijn de ‘nest-’ en de ‘webfunctie minstens even belangrijk. De ‘nestfunctie’ geeft de veilige en geborgen omgeving weer waar kinderen vrij kunnen experimenteren en vertrouwen vinden. De ‘webfunctie’ ligt vast in het activiteitenaanbod aangeboden door de initiatiefnemers. Het is dan ook logisch dat deze functies niet worden gerealiseerd door het onderwijzend personeel alleen, maar door een samenwerking van verschillende actoren.’