Bijna een vijfde van de jongeren die vorig jaar in een gemeenschapsinstelling verbleven, kreeg te maken met isolatie. Dat blijkt uit cijfers die Vlaams volksvertegenwoordiger Katrien Schryvers ontving van Vlaams minister van Welzijn Jo Vandeurzen.
Tijdelijke afzondering of tijdelijke vrijheidsbeperking van jongeren die in een gemeenschapsinstelling verblijven, is volgens de regelgeving alleen mogelijk indien en zolang als het gedrag van de minderjarige:
- risico’s inhoudt voor zijn eigen fysieke integriteit
- risico’s inhoudt voor de fysieke integriteit van medebewoners of personeelsleden.
De procedures van jeugdhulpvoorzieningen om tot tijdelijke afzondering of tijdelijke vrijheidsbeperking over te gaan, moeten bovendien duidelijk omschreven zijn in het huishoudelijk reglement en moeten duidelijk worden meegedeeld.
In Campus Beernem verbleef vorig jaar ongeveer de helft van de residenten minstens een keer in isolatie. Op de campus te Wingene ging het om 40 procent van de jongeren. In de andere gemeenschapsinstellingen lag het aandeel steeds aanzienlijk lager, zo blijkt uit de cijfers die Vlaams volksvertegenwoordiger Katrien Schryvers kreeg van de minister.
In het verleden hanteerden een aantal instellingen de praktijk om jongeren die aankomen systematisch eerst tot een uur in afzondering te plaatsen. Dit gebeurde onder meer met het oog op controles op het bezit van wapens of drugs, en het onder invloed zijn van drugs. Ondertussen werd ook in Beernem voorzien in een veilige onthaalafdeling, zodat dergelijke standaardisolatie bij binnenkomst niet meer hoeft te gebeuren. “Dat is een goede zaak,” aldus Schryvers, “Isolatie moet beperkt blijven tot situaties waarin het strikt noodzakelijk is.”